-
1 sculpter
sculpter [skuultee]〈 werkwoord〉1 beeldhouwen ⇒ uitsnijden, uitbeitelen♦voorbeelden:sculpter le bois • houtsnijdenv1) beeldhouwen, uitsnijden -
2 sculpter un bloc de marbre
sculpter un bloc de marbreDictionnaire français-néerlandais > sculpter un bloc de marbre
-
3 tailler
tailler [taajee]1 snijden♦voorbeelden:1 tailler dans le vif • in het vlees snijden, het mes erin zettenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ bavette1 zich toe-eigenen ⇒ zich verzekeren van, zich verwerven♦voorbeelden:2 taille-toi! • smeer 'm!v1) (uit)snijden2) snoeien3) slijpen4) houwen5) uitknippen
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский